top of page
Foto van schrijverPieter Van Aerschot

Grondige hernieuwing WCO en Faillissementswet

Op 11 september 2017 werd een nieuwe wet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad dat voorziet in de invoeging van Boek XX in het Wetboek Economisch Recht. Deze wet zal de Faillissementswet van 8 augustus 1997 en de Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van ondernemingen samenvoegen om zo tot een uniforme insolventiewet te komen. Naast deze structurele wijziging heeft de wetgever bovendien ook een reeks inhoudelijke aanpassingen voorzien.


Uniform en ruimer personeel toepassingsgebied


Een van de meest essentiële wijzigingen betreft het personeel toepassingsgebied van het nieuwe insolventierecht. De wetgever heeft gekozen voor een uniforme en veel ruimere toepassing van de wet op ‘ondernemingen’, dit zowel voor de toepassing van de regels die slaan op het faillissement als voor deze met betrekking tot de gerechtelijke reorganisatie. De notie ‘onderneming’ mag heel ruim worden opgevat. Zo kunnen VZW’s en vrije beroepers zoals accountants, geneesheren, architecten, etc. voortaan ook failliet verklaard worden.


Digitalisering van het insolventiedossier


Daarnaast heeft de wetgever het insolventiedossier volledig gedigitaliseerd door de oprichting van het Centraal Register Solvabiliteit (RegSol). Dit systeem was al sinds 1 april 2017 in voege voor faillissementen en hield bv. in dat Belgische ondernemingen enkel nog via dit platform hun aangifte van schuldvorderingen konden doen (zie ook vorige Marlexnieuwsbrief van 28 maart 2017), maar vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe insolventiewet zal het online platform RegSol dus ook bij gerechtelijke reorganisaties gebruikt worden. Het spreekt voor zich dat deze modernisering tot praktische aanpassingen zal leiden voor WCO-betrokkenen bij de afhandeling van insolventiedossiers.


De nieuwe faillissementsregels bepalen dat elke aangifte van faillissement verplicht elektronisch via RegSol gebeurt


Wijzigingen m.b.t. de gerechtelijke reorganisatie


Vervolgens blijven de kernprincipes achter de procedure tot gerechtelijke reorganisatie grotendeels behouden. Er werden wel een aantal kleinere aanpassingen doorgevoerd. Zo heeft de wetgever bepaalde misbruiken in de kiem willen smoren door te bepalen dat de loutere neerlegging van het verzoekschrift tot opening van de procedure tot gerechtelijke reorganisatie niet langer steeds automatisch zal leiden tot bescherming tegen faillissement, gerechtelijke ontbinding of gedwongen tegeldemaking: de bescherming tegen een faillissement/gerechtelijke ontbinding geldt niet indien de schuldenaar binnen de zes maanden voordien reeds een gerechtelijke reorganisatie had aangevraagd en de bescherming tegen gedwongen tegeldemaking zal steeds in het inleidend verzoekschrift gevraagd moeten worden aan de rechtbank.


Wijzigingen m.b.t. de faillissementsprocedure


Met betrekking tot de faillissementsprocedure werden een aantal wijzigingen doorgevoerd die evenwel ook niet aan de fundamenten ervan raken zoals die vandaag reeds bestaan.

Een belangrijke aanpassing – met het oog op een werkelijke fresh start – is dat inkomsten die de gefailleerde na datum van het faillissement verkrijgt, voortaan buiten de faillissementsboedel worden gehouden.


Ook wordt – opnieuw om een fresh start aan te moedigen – het concept van de verschoonbaarverklaring van een natuurlijk persoon vervangen door de kwijtschelding. Dit houdt in dat een gefailleerde natuurlijk persoon kwijtschelding van de restschulden kan vragen aan de rechter zonder dat hij de afsluiting van het faillissement moet afwachten. Deze kwijtschelding werkt door naar de (gewezen) echtgenoot of wettelijk samenwonende partner.


Vrije beroepers kunnen sinds de hervorming van het insolventierecht ook een faillissementsprocedure doorlopen. Een belangrijke vernieuwing hierbij is de 'mede-insolventiefunctionaris', die soms verplicht moet worden aangesteld en wiens voornaamste taak het is de gewone insolventiefunctionaris bij te staan.


Nieuwigheden inzake bestuurdersaansprakelijkheid


Tenslotte heeft de wetgever gesleuteld aan de regels met betrekking tot de bestuurdersaansprakelijkheid.


Zo wordt de aansprakelijkheid van (feitelijke) bestuurders en zaakvoerders voor een “kennelijk grove fout die heeft bijgedragen tot het faillissement” uit de diverse bepalingen van het Wetboek Vennootschappen geheven en als algemene regel geïmplementeerd in Boek XX. Hierdoor wordt de draagwijdte van deze bepaling gevoelig verruimd en zal zij niet langer slechts toepasselijk zijn op de nv, de bvba en de cvba, maar wel voor ‘ondernemingen’ in het algemeen. Diezelfde overheveling werd ook doorgevoerd voor de bestuurdersaansprakelijkheid wegens onbetaalde sociale bijdragen.


Tenslotte wordt een nieuwe aansprakelijkheidsgrond wegens wrongful trading ingevoerd. Dit houdt in dat de curator de (feitelijke) bestuurders of zaakvoerders – onder een aantal voorwaarden – kan aanspreken voor het netto-passief wegens het in stand houden van een virtueel failliete onderneming bv. voor het verderzetten van verlieslatende activiteiten zonder redelijke vooruitzicht op verbetering.


Inwerkingtreding


De wet zal in werking treden op 1 mei 2018 en zal bijgevolg pas toepasselijk zijn op insolventieprocedures die geopend zijn vanaf diezelfde datum.


Comentários


bottom of page