Het Hof van Justitie heeft in haar arrest van 22 maart 2022 geoordeeld dat de auteursrechtelijke uitzondering van de privékopie ook van toepassing is wanneer de eindgebruiker een auteursrechtelijk beschermd werk voor privégebruik opslaat op een cloudomgeving. In dat geval is wel een billijke vergoeding verschuldigd. Deze moet finaal door de eindgebruiker die de privékopie maakt worden gedragen, maar het Hof ziet er geen bezwaar in dat deze worden geïnd bij de clouddiensten zelf omdat zij die heffing kunnen doorrekenen aan hun eindgebruikers.
Context
De aanleiding van deze zaak is een discussie tussen Austro-Mechano, een vennootschap voor het collectieve beheer van auteursrechten, met Strato AG, een aanbieder van cloudopslagdiensten.
Meer specifiek gaat het geschil over het al dan niet verschuldigd zijn van een billijke vergoeding wanneer een afnemer een privékopie maakt van een auteursrechtelijk beschermd werk en dit opslaat op de cloud van een externe aanbieder (zijnde in deze zaak Strato AG). Inderdaad, het maken van een privékopie is een uitzondering op de exclusieve vermogensrechten van de auteur, maar in ruil moet wel een billijke compensatie worden betaald die via de beheersvennootschap bij de auteur terecht komt. Austro-Mechano, die deze billijke vergoedingen int, presenteert echter de rekening aan Strato AG zelf omdat de identiteit van de cloudgebruikers die de privékopieën maken, moeilijk te achterhalen is.
Omdat Strato AG beide standpunten betwist, wordt zij Austro-Mechano voor de Oostenrijkse rechter gesleept. In graad van beroep stelt het Oberlandesgericht een aantal prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie, namelijk of de opslag van inhoud op een cloudomgeving onder de uitzondering van de privékopie valt (en er bijgevolg een billijke compensatie verschuldigd is), en zo ja, of het in dat geval al dan niet verplicht is om deze compensatie te doen betalen door de clouddiensten.
Beslissing van het Hof van Justitie
In haar arrest antwoordt het Hof van Justitie vooreerst bevestigend op de eerste vraag.
Zij benadrukt dat de uitzonderingen op het auteursrecht technologisch neutraal moeten ingevuld worden zodat deze bestand zijn tegen nieuwe technologieën. In die zin is cloudcomputing een mooi voorbeeld van zo’n recente ontwikkeling.
Het Hof grijpt terug naar de wettelijke regeling, die stelt dat de reproductie voor privégebruik geldt voor een “reproductie”, “op welke drager dan ook”.
Een “reproductie” slaat op het verveelvoudigen van een werk en omvat volgens het Hof ook het uploaden van een werk in de cloud. Er wordt in werkelijkheid immers een kopie van het werk gemaakt, wat perfect onder het begrip “reproductie” valt.
De uitdrukking “welke drager dan ook” slaat op alle dragers waarop een beschermd werk kan worden gereproduceerd. Ook cloud servers vallen hieronder, en hierbij is het niet van belang dat de server niet de eigendom is van de eindgebruiker maar wel van een cloudopslagdienst.
In die zin is het voor het Hof duidelijk dat het uploaden van een werk op de cloud een privékopie uitmaakt en dat er bijgevolg een billijke compensatie kan geheven worden.
De resterende prejudiciële vraag is dan ook of clouddienstaanbieders al dan niet verplicht moeten zijn om deze billijke compensatie te betalen. Het Hof neemt hier een praktische houding in: enerzijds wijst zij erop dat het nog steeds de eindgebruiker is die de privékopie maakt en bijgevolg de compensatie verschuldigd is, maar anderzijds beseft het Hof ook dat het niet altijd evident is om deze eindgebruikers te identificeren. In dat geval is het verantwoord om de compensatie bij de cloudopslagdienst te gaan halen, want het Hof weet ook dat de clouddienst deze heffingen zal doorrekenen aan haar eindgebruikers zodat uiteindelijk de juiste personen de billijke compensaties zullen dragen.
Met deze uitspraak blijft het Hof van Justitie consequent het auteursrecht op een soepele en technologisch neutrale manier interpreteren, wat zeker toe te juichen valt.
Comentários